In De Verborgen Hoek
wijdt Albert Hagenaars ruim aandacht aan Nederzettingen. ‘Wie zijn
bundels in chronologische volgorde leest, ziet hoe hij zich een volkomen eigen
stijl heeft weten te verwerven, die een ideale bedding vormt voor zijn
standpunten, zowel in poëtisch als maatschappelijk opzicht. Bevers heeft met
Nederzettingen een van z’n opmerkelijkste bundels afgeleverd.’ http://deverborgenhoek.blogspot.com/2019/06/bert-bevers-nederzettingen.html
NEDERZETTINGEN
Over NEDERZETTINGEN van Bert Bevers
De schaal
van Digther bracht Al het grommen
ging rookwaarts, aantekeningen die Paul Rigolle maakte bij de bundel Nederzettingen: ‘In Nederzettingen zet Bert Bevers een wereld neer die
tezelfdertijd bevreemdend en toch vertrouwd aan doet. Nederzettingen is niet bepaald zijn meest toegankelijke bundel en
verdient meerdere lezingen maar ook hier is en blijft Bert Bevers zijn eigenste
zelf. Een dichter met een eigen stem die in een beslist en particulier
taalarsenaal bundel na bundel aan zijn eigen talige wereld werkt. Elke bundel
van Bert Bevers is een op zijn taalmaat geplooide constructie, een bouwwerk dat
opgetrokken wordt. Elk gedicht een afbakening van de fysieke én mentale ruimte.
Als een nederzetting in de taal.’ Klik voor de volledige recensie:
‘Nederzettingen van Bert Bevers is een persoonlijke,
poëtische voorstelling van het leven in de oertijd. Hij heeft zich zo ingeleefd
in zijn onderwerp dat het soms lijkt of niet Bevers maar iemand van toen aan
het woord is. Zo maakt hij de magie achter wat wij weten over de prehistorie
duidelijk en brengt hij een ver verleden heel dichtbij. [….] Bert Bevers woont waarschijnlijk niet zomaar
toevallig in Antwerpen, hij is een Brabander, zijn idioom is gul en barokker
dan de talige, nogal gesloten en zo u wilt benepen Hollandse dichtkunst. Bevers
zegt de poëzie van H.H. ter Balkt te bewonderen. Begrijpelijk, hij lijkt
enigszins met hem verwant, op een zuidelijke, warme wijze, beeldrijk als hij
is, en soms orakelend als een profeet.’
Brabant
Cultureel ruimt plaats in voor een mooie
bespreking van Nederzettingen door
JACE van den Ven.
Peter J.R. Vermaat bespreekt in Meander Magazine Nederzettingen. Met name over de titelreeks is hij te spreken. Nadat hij het slotvers daarvan heeft geciteerd klinkt het: ‘Met wat dan begint, is het voorafgaande meteen afgelopen. We weten hoe het gegaan is, zou je kunnen zeggen. Tegelijkertijd schreeuwt zo’n abrupt einde om een vervolg, om een duiding in taal. De dichter laat de lezer achter met honger naar meer. Dat mag een prestatie heten qua compositie. [….] Ook de taal heeft een kwaliteit: die van klank. Veelvuldig terugkerende klinkers en medeklinkers maken de verzen krachtig in de mond.’
In De
Boekhouding noemt Richard Foqué Nederzettingen
een ‘klein poëtisch meesterwerk’. Een fragment uit zijn recensie: ‘De dichter
verbindt op een meesterlijke wijze het mythische verleden met de dagdagelijkse
realiteit. Het lijkt moeiteloos uit Bevers’ dichterspen te vloeien maar het is
meticuleus en geraffineerd gedaan. Het laat de lezer achter in nadenkende
verwondering. [….] Observatie en reflectie vloeien moeiteloos in elkaar en
worden gedragen door een tref-rake verwoording en volgehouden ritme.’ Zie:
‘Bert Bevers roept in Nederzettingen een magie op die soms doet denken aan wat Adriaan
Roland Holst deed in de poëtische novelle Deirdre
en de zonen van Usnach. De werkelijkheid van de oermens wordt knap
aangeraakt. Ook het einde van die werkelijkheid komt in beeld: in de verte
doemen de cohorten van vreemde legers op. De prehistorie moet het uiteindelijk
afleggen tegen de vertegenwoordigers van de historie. [….] Bert Bevers speelt
op een doeltreffende manier met tijd, taal en geschiedenis.’
In
nummer 75 van het VAT (het Vrijzinnig
Antwerps Tijdschrift) verscheen onder de hoofding Door de grens van de tijd van de hand van Erick Kila een artikel
over Nederzettingen.
Zie
de bladzijden 16 en 17:
‘Het klinkt als een cliché, maar wat
een gave bundel is Nederzettingen. Met groot
gemak verplaats jij je naar het raadsel, tegelijk de mystiek van de oertijd en
schakel je wat gedichten verder over naar wat bijvoorbeeld een hedendaagse
perronchef beroert. Feilloos, met een groot inlevingsvermogen voer je de
mens in de prehistorie op. Zestien gedichten lang bouw je gedicht na gedicht
een aangename spanning op die nieuwgierig maakt. Als lezer treed ik bescheiden
terug en krijg ontzag voor de intermenselijke verhoudingen en leefwijze van
toen. Komt ook door de beelden natuurlijk en de krachtige taal. Woorden als
mistbergen, hindermachten, ijsdoop, lijftocht, schemerbestaan. Zinsdelen als
‘jongemannen met gaten in hun ziel’, ‘het geheugen bediende zich’, ‘dat je van
wapen kunt veranderen maar niet van hart’ etc. En hoe aansprekend is ‘Ook toen was
stilte zeldzaam’. Fascinerend allemaal. Komt bij dat de taal warm en
klankrijk is, ook in de cyclus Uit de
tijd die klinkt als een gezang. In Gedichten
uit een stadje in de heuvels blijkt andermaal hoe goed jij als dichter je
verstaat met de alledaagsheid van het bestaan. De mensheid als één grote
familie. Jij als begenadigd dichter daartussen.’
Frans
Budé
Abonneren op:
Posts (Atom)